"DE WAARDE VAN DE ASTROLOGIE”.
Waarlijk, mijn vrienden, de astrologie heeft in het leven na de dood geen betekenis. Om dit volledig uiteen te zetten zou een boekwerk nodig zijn, ik hoop u echter met enkele woorden althans een beeld te geven. 
Gij astrologen, tracht u met het planetenstelsel te verbinden in de mening, dat 's mensen levensloop bepaald kan worden door de baan der sterren. Wanneer gij datum en uur van de geboorte kent, de plaats in de dierenriem dus bepaald hebt, meent ge in staat te zijn, de menselijke persoonlijkheid te ontleden en haar raad te kunnen geven ten aanzien van maatschappelijke gebeurtenissen, ziekten, taken enzovoorts. Gij neemt aan, dat uw berekeningen wettelijke zekerheid bezitten, dat zij universele waarheden zijn. Mijn antwoord hierop is, dat gij mistast, doordat de Goddelijke realiteitswetten niet door uw stoffelijk denken en voelen zijn de doorgronden, gij grijpt daardoor in het niets! De planeten, die voor u sprekende, wetgevende machten zijn, zijn volgens de leer van Gene Zijde levenloze gestalten. Dit is aan te voelen door elke ziel van uw wereld, die zich de liefde heeft eigengemaakt en hierdoor in onze astrale, wetende werkelijkheid kan zien. Deze hemellichamen hebben wij leren kennen als onbewuste cellen, die van God voor Zijn ruimten een dienende taak kregen, maar geen sprekend kosmisch bewustzijn bezitten. Ik vraag u nu, kan de mens wetend en geïnspireerd, geleid en beïnvloedt worden door een levenloos iets? Zouden gasbollen, want anders zijn het niet, in staat zijn u te bezielen? De astrologie nu, is het tot niets leidende becijferen van een onbewuste heelalsgraad, een leeg stom ik-leven, dat van God voor Zijn universum dezelfde taak kreeg als de waterplant voor uw aquarium en als zodanig slechts een duistere wereld vertegenwoordigt. 

Voelt ge niet met mij, dat deze planeten hierdoor nimmer grondwettelijke macht kunnen bezitten en dat gij als mens door uw Goddelijke afstemming boven dit gevoelsleven staat? Gij zijt de wetgevende kracht, niet deze onbewuste lichamen, gij overheerst hén en niet omgekeerd! Ook al trekt ge u volkomen op in de liefde van deze planeten-levens en laat ge hun bovennatuurlijke wetten tot uw gevoel spreken – toch zult ge te aanvaarden hebben, dat zij u slechts op een ander plan kunnen dienen. Ik herhaal: de voor u waarzeggende stelsels zijn van het begin der schepping af uitsluitend bewust geweest in hun opdracht, van hun levensgevende krachten aan u uit te delen. De zekerheid en de rechtvaardigheid, die het Goddelijke scheppingsplan schragen, stellen vast dat ge door uw astrologie slechts dát raakt en berekent, wat de eeuwen door niets anders was dan een overheersende gevoeligheid, het mystieke verlangen van mensen die van hun aardse vermogens uit, luchthartig, de door God Zelf geschapen wetten en levensgraden mismaken. Gij kent u zelf niet, hoe zoudt ge dan het planetaire leven willen begrijpen?! 
Door miljoenen wetten kunnen wij aantonen, dat de astrologie, hoe gewichtig en wetenschappelijk ze zich ook voordoet, een speels karakter draagt, dat deze hemellichamen speelgoed betekenen in de handen van mensen, die Gods onmetelijkheid tastbaar voor zich willen zien. Eerst wanneer gij, astrologen, de waarachtige betekenis van deze stelsels kunt aanvoelen, en volgens de wetten van uw schepper beleven wilt, zullen al deze macrokosmische graden ook voor uw microkosmische gedachtenleven de heilige opvoedende zekerheid verkrijgen, die wij hemelingen, hebben ontvangen, doordat wij als ziel van Zijn ziel, geest van Zijn geest, leven van Zijn leven, Zijn alomtegenwoordigheid voor ons zagen, mochten binnengaan, verkennen en eigen maken. Kijk naar u zelf, o mens, zeg ik u, voelt aan wat gij betekent, voel aan, dat gij, als kinderen van God, het universum draagt en belichaamt en gij de werelden, die ge nu onbewust aftast, als mens reeds lang overwonnen hebt! Als ge dit inziet, staat ge voor de geestelijke ontwaking van uw persoonlijkheid en aanvaardt volkomen, dat de planetaire lichamen van ondergeschikt belang zijn voor u. Dan neemt ge uw eigen leven vast in handen en weet ge u onafhankelijk van hemellichamen, in het besef, dat deze slechts hulpbronnen zijn, die u geen
bovennatuurlijk bewustzijn kunnen schenken. 

Op moeder aarde en niet op de sterren moet ge u oriënteren. 
Zij heeft u alles te bieden, wat ge nodig hebt voor de volmaking van uw persoonlijkheid. God Zelf bestemde het zo en niet anders. 
Kunt ge u dan met dit weten nog langer afhankelijk maken van berekeningen,voorspellingen en beschrijvingen, die falen moeten, doordat zij niet uit de Goddelijke realiteit gewonnen worden? 
De astrologie en haar betekenis in de Goddelijke schepping. De "Universiteit van Christus”zegt bij monde van Meester Zelanus over het Goddelijke scheppingsplan: Als God Zijn openbaringen aanvangt, is er duisternis en leegte in de ruimte. Deze begint zich te vullen wanneer Gods fluïde uitdijt tot lichtflitsen. Dat licht neemt allerlei kleuren aan tot uiteindelijk het goud overheerst. Er is nu een ontzaglijke spanning in de ruimte, een oververzadiging van energie, waardoor de splitsing van Gods leven tot stand komt. Elke hemeling laat zich door zijn meester met dit ogenblik verbinden, want hierdoor beleeft hij zijn ontstaan uit de Goddelijke schepper. Wat ik u dus vertellen mag, ontvangt ge uit de bron zelf. We aanschouwen – denkt u zich dit gebeuren eens in – hoe God zich in miljarden deeltjes splitst. Deze grote en kleine lichtbollen wentelen met geweldige kracht om elkander heen. Nu gaat de macrokosmos zich opbouwen. Er rijst langzaamaan een vast licht in de ruimte. Dit zal de zon worden. In de omgeving van dit licht manifesteert zich een ander organisme: de maan. De beide lichamen komen tot ontwikkeling. 
Zij beleven de verdichtings- en uitdijingswetten, eenzelfde proces, als ik u hierboven al beschreef, toen de Goddelijke fluïde vorm en inhoud kreeg. Van onzichtbaar astraal leven moeten deze macrokosmische bollen tot zichtbaar stoffelijk leven worden. Door hun draaiende beweging ontstaan nevelen, waaruit zich ten laatste een druppel kristalliseert, die zich zal verdichten en verstoffelijken. Alle krachten van de ruimte staan op deze evolutie ingesteld. Miljoenen en miljoenen jaren volgens uw aardse tijd duurt het vooraleer zon en maan op deze wijze tot een zichtbare en stoffelijke gestalte uitgroeien. 

De andere, nog in astrale vorm levende bollen, hebben in dit stadium niets te betekenen. De zon zien we naar voren treden als de scheppende kracht, het vaderlijke gezag voor deze ruimte, terwijl de maan het barende, het moederlijke principe vertegenwoordigt. De eigenschappen,die ook in Gods persoonlijkheid overheersend zijn en die we straks zullen terugvinden in de mens, het dier en de natuur. Terwijl de maan zich verdicht openbaart zich de mens als embryonaal leven. 
Daar deze wetten al in de boeken van mijn Meester Alcar alsook in mijn geschrift: "De volkeren der aarde” beschreven zijn, ga ik er hier thans niet op in. Als kleine cellen treden wij dadelijk in het vader- en moederschap, de zielen verbinden zich en trekken door dit eenzijn nieuwe zieken aan. We sterven en wachten in het astrale bestaan op de nieuwe geboorte. 
Miljoenen malen ontvangen we deze en bereiken hierdoor, dat we uit onze eerste cel een lichaam opbouwen, dat eindelijk de vorm heeft van een vis. Nog is de menselijke gestalte, die gij thans op aarde bezit, niet te zien. Moeder maan heeft haar kinderen nu niets meer te schenken. Zij gaf hen alles, wat zij als moeder in haar graad te geven had. Haar kinderen kennen haar leven en overheersen het reeds. Nu moeten zij verder, omdat anders de Goddelijke Schepping stil zou staan en dit is niet mogelijk. Maar waarheen gaan zij? Zij zijn reeds uit de wateren gegaan, waarin zij hun lichaam voor gaven en aan bewustzijn wonnen. Maar dit zal voor deze wezens een zekere dood betekenen! Toch toont deze handeling duidelijk aan, dat die levens al meer bezitten dan een dierlijk instinct. 
Wij, die de sferen vaan licht als bewuste werelden in ons dragen, hebben ook dit stadium in de universele ontwikkeling mogen volgen. Toen Meester Alcar met André en mij aan het vastleggen van de boeken over de kosmologie moesten beginnen, zeiden de Meesters tot ons: Stemt u op deze graad van leven af. Daar God wil, dat deze wijsheid naar de aarde wordt gebracht, zullen wij dit leven op zijn weg naar een volgende wereld vergezellen. Stelt u met ons er op in en ge beleeft, dat het ons zelf aantrekt! We stellen ons eerst in op de maan en beleven nu, hoe zij haar fluïde uitzendt naar andere macrokosmische bollen, die als astrale gedaanten in haar omgeving zijn. De kracht, de stuwing, de inspiratie, die van haar uit gaat, is universeel en overweldigend. Nu nog beleeft ge deze krachten van de maan door uw eb en vloed. Toch is zij thans stervende, hoe ontzaglijk zullen zij dan zijn geweest in de tijd, toen zij haar kinderen moest helpen verder en hoger te gaan! De bijplaneten verdichten zich volgens de wil en de wet van de Goddelijk schepping en dijen uit. We dalen intussen af in het dierlijk leven, dat we in die graad van ontwikkeling eens als mens vertegenwoordigden. We treden uit onze eigen wereld, voelen ons kleiner worden, maar blijven door de hulp van de Meesters scherp bewust. Op dit ogenblik vraagt Meester Alcar mij: Kunt gij thans nog denken en beleven? 
Kunt gij mij zeggen wat er thans geschiedt? 

Ik leef in het verleden, maar onderga het, alsof het tot het nu behoort. Ik voel, dat de ziel als mens, die daar op de oevers van de maan ligt, sterven gaat. Zij met het denken en voelen als bewustzijn loslaten en inslapen om zich in de astrale wereld voor te bereiden op de nieuwe geboorte. De wetten, die in het maanstadium plaatsvonden, herhalen zich. Er ontstaan nevelen. De ziel als mens komt met deze tot eenheid en ontneemt er de krachten aan, die zij nodig heeft. Ze voelt een onmetelijk geluk in zich komen, zij leeft opnieuw en in een wereld, die door haar samenwerking met Zon en Maan tot stand is gekomen. Zo beleeft zij de zeven bijplaneten en betreedt hierna de tweede kosmische graad, die gij op aarde de naam mars gaf. Deze zet thans het werk van Maan en bijplaneten voort en helpt ons bij de bouw van ons lichaam. Het visachtige uiterlijk verdwijnt, het krijgt de vorm van een kruipende dier, dat zich steeds verder van de oevers verwijdert en zich eindelijk opricht. Gestuwd door een dwingend gevoel, dat elke Goddelijke vonk eigen is, werkt de ziel aan haar stoffelijk organisme en verruimt de mogelijkheden er van, Zij vormt zich, geleid door haar gevoel, haar wil, haar rusteloos streven naar volmaking, handen en voeten, ogen, mond, neus, enz. Het dierlijke instinct is reeds afgelegd. Er komt denken en voelen, bewustzijn. In de eerste graad van het Marsleven was de mens als een dicht behaard dier, maar in de zevende graad staat reeds het donker oerwoudkind voor ons. Zijn lichaam is als dat van de planeet zelf, grof, hard en bruut. Het is geheel berekend op het gewelddadig klimaat, dat Mars kenmerkt. Dan komt ook het ogenblik dat deze planeet de mens niets meer te bieden heeft. Als de maan schonk zij hem alles van haar gevoel, haar kracht en haar bewustzijn, maar voor de ziel als mens is dit alles niet voldoende. Zij is meer dan een planeet, zij is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis en moet Zijn Persoonlijkheid eens zichtbaar vertegenwoordigen. 
M.a.w. De mens verlaat Mars om naar een hogere wereld over te gaan, naar de aarde. 
Tussen zon en maan is deze intussen haar verdichting begonnen en gereed het leven van God te ontvangen en te verrijken. 
Dit is heel in het kort het verloop van het Goddelijke Scheppingsplan, dat wij in het leven na de dood mochten aanschouwen. 
Meester Zelanus zegt verder: Slechts maan, mars en aarde werden door ons als mens bewoond. Zij dienden ons naar de mogelijkheden en de taken, die hun door God gegeven werden. 
Toen zij ons alles van henzelf hadden geschonken, hadden zij ons, als hoogste manifestaties in de Goddelijke ruimte niets meer te bieden. 
Van beïnvloeding door hen of andere planeten is daarom geen sprake. Hoe zou het lagere bewustzijn ooit het hogere kunnen beïnvloeden? Slechts de maan spreekt nog tot ons innerlijk, want zij schiep ons, door God, als ziel. Maar zelfs haar invloed kan nimmer overheersend zijn, want wij herhalen: ons menselijk bewustzijn gaat verre boven het hare uit, wat toch door geen verstandig mens kan worden tegengesproken.
Meester Zelanus.


counter free
Google Analytics Alternative