,,UW OREN ZULLEN HOREN, HET WOORD DESGENEN, DIE ACHTER U IS''.
Er zijn ogenblikken in ons aller leven, dat we een straal opvangen van een leven -- van ons eigen leven -- dat oneindig hoger is dan hetgeen we nu leiden. Wij beseffen, dat wij leven beneden ons kunnen. We verlangen naar verwezenlijking van het leven, dat we voelen te moeten leven. Instinctief voelen we, dat er in ons krachten en machten zijn, waarvan we niet voldoende gebruik maken, andere, die we nauwelijks gebruiken. Praktische metafysica, een vereenvoudigde en praktische psychologie, bekende wetten met betrekking tot de wetenschap van ziel en geest, versterken ons in deze gevolgtrekking. De Amerikaan William James, die psychologie, filosofie en religie op zulk een schitterende wijze in verband bracht met het hoogste leven, deed zijn stand eer aan en bewees ons allen een uittekende dienst, toen hij zo duidelijk het feit uiteenzette, dat we in ons krachten en machten hebben, waarvan wij allen te weinig gebruik maken -- dat we in ons een groot reservoir van kracht hebben, dat we nog nauwelijks hebben aangebroken. We kunnen niet zeggen, dat we gewoonlijk geen belang stellen in deze dingen, want we voelen instinctief, dat ze van waarde zijn, verder versterken onze waarnemingen en ervaringen deze gedachte. De drukkende zorgen van het dagelijks leven -- in de meeste gevallen het probleem van het dagelijks brood, dat per slot van rekening vijf en negentig van de honderd gevallen vormt, schijnen alle samen te spannen om er ons van terug te houden aan de geestelijke dingen die tijd en die kracht te schenken, die wij voelen er aan te moeten schenken. Maar daardoor beroven wij ons van een uitstekende hulp in het leven van elke dag. Door het lichaam en de zinnen zijn we nauw verbonden met het stoffelijk heelal om ons heen. 

Door de ziel en de geest zijn we verbonden met de Oneindige Macht, die de bezielende, onderhoudende kracht -- de Levenskracht, is van alle objectieve, stoffelijke vormen. Het is door middel van het denken, dat we bewust door beide kunnen verbinden. Het denken stelt ons in staat de wetten te beseffen, die aan de werking van de geest ten grondslag liggen en er onze ziel voor te openen, zodat ze de overheersende kracht kunnen worden in ons leven. Er is een Goddelijke stroom, die ons rustig en veilig dragen zal, indien wij verstandig en werkzaam genoeg zijn hem te zoeken en te volgen. Tegen de stroom ingaan is altijd moeilijk en onzeker. Met de stroom meegaan verlicht de moeilijkheden der reis. In plaats dat we ons aldoor onzeker voelen en zelfs uitgeput raken door de pogingen tegen de stroom op te worstelen, hebben wij de tijd om te genieten van wat er te zien is langs de weg; ook kunnen wij een ander, die eveneens op weg is, een bemoedigend woord toeroepen of hem de helpende hand reiken. Het natuurlijke, normale leven staat tengevolge van een Goddelijke wet onder de leiding van een geest. Alleen dan, wanneer we in gebreke blijven deze leiding te zoeken en te volgen, of wanneer wij ons opzettelijk aan haar leiding onttrekken, ontstaan onzekerheden, blijven billijke verlangens onvervuld en brengt de schending der wetten haar straf met zich mee. Laten we ons altijd herinneren, dat het schenden van wetten zijn eigen straf met zich brengt. De Hoogste Intelligentie -- God, zo ge die naam wilt gebruiken -- straft niet. God werkt door middel van grote onveranderlijke wettenstelsels. Het is aan ons, die wetten te ontdekken. Daartoe hebben wij ons verstand, onze intelligentie. Kennen we de wetten, dan kunnen we er aan gehoorzamen en de weldadige gevolgen oogsten, die altijd samengaan met het nakomen der wet; we kunnen ook wetend of onwetend, opzettelijk of onopzettelijk -- in gebreke blijven ze na te komen, we kunnen ze geweld aandoen en dan zullen we lijden door de gevolgen, zelfs kunnen deze ons leven breken. Het leven is niet zo ingewikkeld, als we maar niet aldoor voortgaan het zo te maken. De Hoogste Intelligentie, de scheppende Macht werkt alleen volgens wetten.

Wetenschap en godsdienst zijn slechts verschillende wegen, die ons de wetten doen begrijpen. De werkelijke wetenschap en de waarachtige godsdienst vullen elkander aan en haar uitkomst is dezelfde. Toen de oude Hebreeuwse profeten zeiden: "En uw oren zullen horen het woord desgenen, die achter u is, zeggende: Dit is de weg, wandelt in denzelven, als gij zoudt afwijken ter rechter of ter linkerhand" , ontdekten ze krachtens de geest enkele wondervolle wetten met betrekking tot het natuurlijke, normale leven wat zij uitspraken wordt nu bevestigd door de vaste wetten van ziel en geest die thans in het leven van velen onderons dezelfde resultaten te weeg brengen. En verder: "De Heer is met u, zolang gij met Hem zijt; indien gij Hem zoekt, zal Hij van u gevonden worden: maar indien gij Hem verlaat, Hij zal u verstoten". Nu hebben deze uitspraken alle een bepaalde betekenis of helemaal geen betekenis. Indien zij waarlijk feiten constateren, dan worden ze ook beheerst door zekere bepaalde, onveranderlijke wetten. Deze profeten leerden ons echter niet de wetten kennen, die ten grondslag lagen aan die werking dezer innerlijke krachten en machten; ze kenden ze misschien zelfs niet. Zij voelden intuïtief de waarheid. De wetenschappelijke geest van onze eeuw was hun volkomen onbekend. De latere groei van het ras, de ontwikkeling der wetenschap in het zoeken en vinden der waarheid is oorzaak, dat we hen in sommige opzichten oneindig ver vooruit zijn, terwijl in andere opzichten zij ver boven ons staan. 

Maar dit feit blijft -- en het is het belangrijkste feit --: Indien dit alles werkelijkheid was in het leven van deze oude Hebreeuwse profeten, dan bestaan deze werkelijkheden ook heden precies zo in ons leven, of indien het nog geen werkelijkheden zijn, dan liggen ze in het gebied van het mogelijke, alleen maar wachtende, dat ze overgebracht zullen worden naar het gebied der werkelijkheid. Deze profeten waren geen buitengewone mensen in die zin, dat de Oneindige Macht alleen door hen sprak of kon spreken. Ze zijn typen, voorbeelden van de wijze, waarop een mens krachtens zijn verlangen en zijn wil zich open kan stellen voor de leiding de Goddelijke Wijsheid, waardoor een altijd groeiend begrip der Goddelijke Macht in zijn leven tot werkelijkheid wordt. Want waarlijk: "God is dezelfde gisteren heden en altijd. " Zijn wetten veranderen niet, kunnen niet veranderen. Geen dezer mannen leerde ons echter, hoe wij de Goddelijke Stem in ons konden herkennen, noch op welke wijze we steeds meer de belichaming konden worden van de Goddelijke Macht. Toch gaven ze ons wellicht alles, wat ze konden geven. Toen kwam Jezus, de opvolger van die lange rij beroemde Hebreeuwse profeten: Hij had meer aanleg voor de geestelijke dingen: Hij was de hoogste belichaming van Goddelijke realisatie en openbaring. Met groter kennis van de waarheid dan de profeten bezaten, deed Hij grotere werk, en dan zij. En niet alleen, dat Hij deze werken deed, Hij toonde, hoe Hij ze deed.

Hij wees niet alleen de Weg, maar smeekte zijn hoorders ernstig en dringend deze Weg te bewandelen. Hij leert hun het geheim van Zijn inzicht en Zijn macht kennen. "De woorden, die Ik tot u spreek, zeg ik niet uit Mijzelven; de Vader, die voortdurend in Mij is, volbrengt Zijn werken. " Verder: "Uit Mijzelven kan Ik niets doen." En dan spreekt Hij over Zijn doel, Zijn plan: "Ik ben gekomen, opdat gij het leven en overvloed zoudt hebben." Even later voegt Hij hieraan toe: "De werken, die Ik doe, zult gij ook doen''.  Nogmaals, dit alles heeft een bepaalde betekenis of het heeft helemaal geen betekenis. De werken, die verricht en de resultaten, die bereikt werden door Jezus eigen discipelen en door hem, die onmiddellijk na Hem kwamen later weer door wie op deze volgende en door de eerste kerk gedurende bijna tweehonderd jaar na Zijn tijd -- bewijzen de waarheid van wat Hij leerde en tonen onmiskenbaar de resultaten die er uit voortvloeiden.  In de eeuwen liggende tussen deze tijd en de onze is de waarheid van wat Jezus leerde, eveneens bewezen door het leven en de daden van verschillende zieners, wijzen en mystici, zowel in als buiten de kerk. Het grootste deel der Christenwereld echter stelt sinds de derde eeuw zozeer belang in de verschillende theorieën en beschouwingen omtrent Jezus, dat ze bijna geheel verstoken bleef van de wezenlijk levende en levensgevende leer van Jezus. Er is ons niet geleerd in de eerste plaats zijn bevelen op te volgen en de waarheden, die Hij openbaarde, toe te passen op de problemen van ons dagelijks leven. In de laatste veertig of misschien vijftig jaar zijn er echter velen, die onmiddellijk terug gaan tot wat Jezus leerde; ze zijn vast besloten de waarheid, van zijn leer te bewijzen en haar verzekering van kracht te maken. Ook bevestigen verschillende duidelijk vast gestelde en geformuleerde wetten op het gebied van de wetenschap over Ziel en Geest, de grondslagen van Zijn leer. Wij hebben nu bepaalde en goed omschreven wetten met betrekking tot gedachte als kracht en de wijze, waarop ze onze stoffelijke en lichamelijke toestanden bepaalt. 

We hebben nu zeker goed omschreven wetten met betrekking tot het onderbewustzijn, zijn steeds opbouwende werkzaamheid, de wijze, waarop het zich altijd richt naar de werkende, denkende rede en omtrent de mogelijkheid om ons door middel hiervan op verstandige krachtdadige wijze in verbinding te stellen met reservoirs van macht, om het nu maar eens zo te noemen. Er bestaan wetten, die nu goed begrepen worden en welke berusten op mentale suggestie, waardoor deze tot een grote bron van kracht gemaakt kan worden in ons leven en eveneens een sterke prikkel kan worden teneinde in een ander de beweegkracht op te wekken voor genezing, voor het vormen van bepaalde gewoonten en voor karaktervorming. Ook is het een erkend feit, dat ogenblikken van overpeinzing en rust, alleen met de Bron van ons zijn, terwijl de uitwendige, lichamelijke zinnen zwijgen en wij aan de voorwaarden voldoen, waardoor de Stem van de Geest zich in en door ons kan openbaren, niet alleen waarde voor ons hebben, maar bepaald nodig zijn. Een volk is alleen groot, als de individuen groot zijn. De individuen zijn groot, naarmate zij beter het evenwicht weten te bewaren tussen het leven van ziel en geest al de fijnere krachten en aandoeningen van het leven en hun uiterlijk zakenleven, hun werk. Wanneer het laatste buitensporig groot wordt, wanneer het groeit ten koste van het eerste, dan begint het onvermijdelijke verval, dat de ondergang van dat volk voorspelt en zijn bestaan eindigt op precies dezelfde wijze en onder dezelfde wet als van alle vroege volken, die de Goddelijke orde van het leven zochten om te keren.

De menselijke ziel en haar heil, dat is het hoogste, waaraan een Staat haar aandacht schenken kan. De waarde der mensenziel in andere volken erkennen is een blijk van waarachtige grootheid, erkent men deze niet, dan geeft men blijk van echte, met zichzelf ingenomen onbeduidendheid. Een volk kan door listige misleiding zo verwaand worden, dat het als het ware achterover loopt en in deze opvallende houding wordt het licht getroffen in zijn edele delen. Het is gevaarlijk en leidt ten slot tot zelfmoord der natie het kan niet anders eindigen dan in achteruitgang en mogelijk in rampen -- wanneer men zich te ver laat gaan op de weg van weldadigheid, grote zaken, expansie, wereldmacht, heerszucht ten koste van de grote, geestelijke waarheden, van het algemeen menselijke, dat de grondslag vormt van het nationale leven, al datgene, wat het wezenlijke leven en welzijn van de mensen uitmaakt en eveneens de ware en goede verhouding met andere volken doet ontstaan.  In stilte voltrekt zich thans in de geest der mensen tot allerlei volken behorende, een verandering van denken en dat proces zal nog wel enige jaren aanhouden. Het wordt duidelijk en het is van grote betekenis, dat er een tijdperk nadert, waarin ontzaglijke heerschattingen van alle waarden te verwachten zijn. 
Ralph Waldo Trine. 


counter free
Google Analytics Alternative