IN HET GOEDE STA JE NOOIT ALLEEN! 
Het heeft wel even geduurd, voordat ik dit aan het papier kon toevertrouwen. Ja, ... het vaderland dienen! ... daar had ik geen enkel probleem mee, maar wel op de manier, zoals de maatschappij het wil, met een complete opleiding tot moordenaar - zo zie ik het tenminste. Ik ben in 1945 geboren, dat wil dus zeggen, dat ik niet bewust de oorlog heb meegemaakt, maar toch heeft er in mij altijd iets geleefd, dat tegen geweld was en dat heb ik nog. Als kind speelde ik, zoals elk ander kind, veel buiten en wanneer het dan op ruzie uitdraaide dan wist ik mij geen houding te geven, omdat ik niet wilde vechten. Dan ging ik maar gekke gezichten trekken en raar doen, zodat het bij zo'n ruzie meestal niét op vechten uitdraaide. Eén keer en dat kan ik me nog goed herinneren, heb ik een jongen van ongeveer zeven jaar, die even oud was als ik, een bloedneus geslagen. Dat gebeuren heeft wel zoveel indruk op mij gemaakt, dat ik dat nu nóg weet. Ook omdat de dag daarna zijn tweelingzusje verdronk.

Verder was ik altijd met de natuur bezig. Toen ik negen jaar was, had ik bij een oude boerderij al een tuintje, waar ik duiven, kippen en konijnen hield. Die dieren werden niet opgegeten, want ik had altijd al een tegenzin in het eten van vlees gehad. De jaren gingen voorbij ... en ook voor mij kwam op zeker moment een brief in de bus met de mededeling, dat ik me moest melden voor een keuring voor de militaire dienst. Ja, daar sta je dan als jongen van achttien jaar en zo staan bijna alle jongens eens op deze wereld. Voor de één is het een groot probleem, voor de ander betekent het vreugde, want zij kunnen zich lekker gaan uitleven. Zij zijn te onbewust om te weten, wat ze aan het doen zijn! Voor degenen voor wie het een probleem betekent kan dat verschillende oorzaken hebben, b.v. minder geld, maar er zijn er ook, zoals ik - en die zijn jammer genoeg wel in de minderheid - die beslist niet willen doden! Mijn ouders, die toen ook al trouwe aanhangers van Jozef Rulof waren, lieten de beslissing volledig aan mij over, daar je de weg van een ander, ook al is het je kind, toch niet uit kan stippelen. In die tijd was ik helemaal niet in de leer van de Meesters geïnteresseerd. Ik had toen hele andere dingen aan mijn hoofd. Pas toen ik 27 jaar was ben ik me voor de leer van de Meesters gaan interesseren. Maar voorlopig moest ik wel naar die keuring. Ik liep maar te tobben, want ik wilde perse niet doden, maar dan weigerde je dienst en dan zat je vast aan zeker twee jaar strafdienst. Maar dat d eed ik dan toch nog liever dan doden. En nu was het dan zover, moest ik waarmaken of ik als jongen van achttien echt over de wil beschikte om me te bewijzen.

Op de motorfiets ging ik naar Delft, waar ik gekeurd moest worden. En daar sta je dan voor de dokter met z'n allen in je blootje. Adem in en borst vooruit . Deze keuring was geen enkel probleem. Daarna moest ik naar de een of andere hoge piet die allerlei vragen stelde, zo van ... of ik bezwaren had, nou ja, die had ik ... en ik zei, dat ik best in dienst wilde en het land wilde dienen, maar dat ik persé geen wapens wilde dragen. Nu zijn die lui wel wat gewend, denk ik. Hij begon me tenminste te bewerken in de trant van: 'Wil je niet als motorordonnans?' Ik zei: 'Best hoor, als ik maar geen wapens hoef te dragen! ' Toen hij weer: 'Of wil je bij de ziekenafdeling?' Ik zei weer: 'Prima, als ik maar geen wapens hoef te dragen!' ... en zo ging dat maar door. Ik ging op mijn motor weer naar huis. Er lag een vreemd, maar rustig gevoel in mij. Na een goeie week kreeg ik weer bericht. Nu moest ik naar een psychiater!  Ja, ja, nu moest ik me wéér gaan bewijzen. Ik er heen. In een klein kamertje met een tafel en twee stoelen moest ik tegenover de psychiater gaan zitten. Deze, zeker geen kleine jongen, begon mij meteen te bewerken, maar vreemd genoeg kon hij mij met al zijn kennis niet bereiken. Ik voelde me als in een droom.Toen ik dan ook na twee uur spervuur weer naar huis ging had ik opnieuw dat rustige gevoel over me. Ik dacht, toen ik weer thuis was, dat ik nu wel te horen zou krijgen, dat ik vervangende dienst moest gaan doen, maar nee hoor, ik moest nog een keer naar een psychiater! Ook daar kwam ik weer in een kamertje met een tafel, maar nu met drie stoelen. En ja hoor, nu had ik twee van deze heren tegenover mij (was ik dan zo belangrijk..?) en weer werd mij geen tijd gegund om tot mezelf te komen en werden de vragen op me af gevuurd. Ook nu weer was ik in zo'n vreemde, maar toch rustige toestand, net alsof ik alles droomde. Het enige wat ik hiervan nog weet, is, dat deze heren (!!) me gewoon aan het uitvloeken waren, omdat zij allebei bij dat snot jong geen poot aan de grond kregen. Ik ging weer naar huis en ik dacht: 'Als ik nou geen strafdienst krijg, dan weet ik het niet!'Maar na ongeveer een maand kreeg ik hierover bericht. Ik was afgekeurd voor alle diensten. Ik sprong een gat in de lucht. Toen ik dit op mijn werk vertelde - ik werkte toen op een tuinderij - waren de meeste van mijn collega's het er beslist niet mee eens. Eén collega, waar ik toch altijd goed mee omging, meed me daarna, alsof ik de pest had. Nu was deze man wel beroepsmilitair geweest. Maar over het algemeen was er toch in 1963 hiervoor maar weinig of geen begrip. Ik ben er echter voor mijzelf van overtuigd, dat ik bij de psychiaters astrale hulp heb ontvangen, anders red je het toch niet tegenover deze mensen die wel wat gewend zijn. En ik denk dit ook, omdat ik alles in een roes heb ondergaan, wat eigenlijk pas jaren later tot me doordrong. Ik was toen niet voor de volle 100% mezelf. Maar één ding leefde in mij: IK WILDE NIET DODEN! !
H. van Rossen.  


counter free
Google Analytics Alternative