DE PIRAMIDE VAN GIZEH. 
,,Uit steen zou de Goddelijke Mens worden gebouwd Maar niet alleen stoffelijk" doch tevens geestelijk en Goddelijk. Dit bouwwerk zou de Christus vertegenwoordigen als het volmaakte Goddelijke wezen. Daarin zou niet alleen worden neergelegd het leven dat de Goddelijke Mens op de planeet Aarde zou beleven doch tevens het eeuwige leven en de Goddelijke afstemming. Zo moest dat gebouw worden opgetrokken. Dus in de eerste plaats om de komst van de Christus te verkondigen ten tweede, om Zijn Heilig leven daarin neer te leggen en ten derde zou de mensheid iets bezitten; waaraan het bestaan van de Aarde vast ligt. De priesters stonden onder leiding van bekwame geesten en allen waren voor hun taak berekend Zij ontvingen de inspiratie de mededelingen dus van deze Zijde en de geleerden moesten voor de bouwen het toezicht zorgdragen. De hogepriesters echter ontvingen het geheel in de symbolische betekenis, de geleerden de stoffelijke betekenis. Ik weet, dat er vijfentwintig mensen aan de piramide hebben gewerkt en dit goddelijke gebeuren tot stand hebben gebracht. Toen zij al hun berichten hadden ontvangen, werd begonnen met bouwen. Aan deze Zijde waakte men over het geheel en op Aarde luisterde men naar hun bevelen. Fouten zijn er dus in dit machtige bouwwerk niet gemaakt. In dit bouwwerk lag,  zoals ik reeds zei, in de eerste plaats vast de komst en geboorte van Christus. Op tijd geen seconde te vroeg of te laat, zou de Heiland worden geboren. 

Verder zijn leven en lijden zijn kruisdood en opstanding en het terugkeren tot God. Tevens ligt in de piramide het menselijk probleem vast, als mens der Aarde, als geestelijk wezen en de Goddelijke afstemming. Maar niet alleen dat in dit bouwwerk de gehele mensheid vast ligt, doch ook alle gebeurtenissen die men op Aarde zou beleven. Voor duizenden jaren zag men dus vooruit.... Meester Alcar in ,,Het Ontstaan van het Heelal''  Duizenden jaren voor de komst van de Christus op Aarde is er in het Oude Egypte een sacraal monument gebouwd dat ook nu nog tot de allergrootste wereldwonderen wordt gerekend. Men bewondert ook tegenwoordig nog de afmetingen van het bouwwerk, het vakmanschap en de precisie waarmee de granieten blokken op elkaar zijn gelegd, de geologische en astronomische kennis die het bevat, maar dat deze kolos uit de Oudheid ook een symbolische betekenis, ja een geestelijke en een goddelijke heeft, daarover vinden wij in de meeste moderne boeken en reisgidsen weinig tot niets terug. Terwijl  in de context van het oude Egypte de kwintessens van zijn sacrale boodschap wel zal zijn begrepen. Ik doel daarbij niet alleen op de uitzonderlijke periode - ergens in het Egyptische wereldverleden - waarmee met de bouw begonnen werd, daarvan heeft Meester Alcar immers - gelet op het bovenstaande - reeds een groot  deel van de sluier afgenomen, maar ook op de bloeiperiode van het Oude en Midden Rijk. Maar nu eerst de beginfase, wie zal niet onder de indruk geraken van Alcars woorden als hij daaraan ook nog toevoegde: In de zevende sfeer is dit tot stand gekomen en daalden Mentors van de zevende sfeer, de zesde, vijfde en vierde sfeer naar de Aarde af en die wezens zouden zich op Aarde in een studie bekwamen.  

Ja, de voorbereidingen hadden plaatsgevonden in de hoogste sferen en voor dit uitzonderlijke doel kregen niet alleen de sferen van de derde graad maar alle kosmische graden één verbinding. Uit de zevende kosmische graad, kwam het bericht naar de zesde, vijfde en vierde graad en de Mentors van de vierde graad stelden zich in verbinding met de Aarde. Dit is echter de enige maal in de menselijke geschiedenis, deelt Meester Alcar vervolgens mee, dat een hogere kosmische graad met de Aarde een directe verbinding tot stand bracht. Voor dit doel was dit mogelijk en daarom is dit bouwwerk Goddelijk. De periode van de bouw - kunnen we stellen - is dus met recht een buitengewone periode niet alleen voor Egypte maar voor de gehele mensheid geweest. Al die hoogontwikkelde, geestelijke wezens werden voor het ene doel op Aarde geboren. Niets was aan het toeval overgelaten. Ze werden geboren, zegt Meester Alcar, bij ouders die de middelen bezaten om hun kind te kunnen laten studeren, en die op hun innerlijk afstemming hadden. De wiskunstenaar voltooide zijn studie, de astronomen volgden hun studie, de priesters werden voor dat priesterschap opgeleid welke de verbinding met ,,boven'' kon leggen en de mentor, de hogepriester en zijn koning stonden aan het hoofd daarvan. Toen zij met de meditatie en geestelijke verbinding waren gereedgekomen werd er begonnen. De hogepriester trad uit en kreeg van Gene Zijde zijn bevelen. Opdrachten die uit het Al waren gekomen en via de kosmische graden en de sferen van licht aan de uitgetreden hogepriester, zelf een Mentor uit de zevende sfeer, werden geïnstrueerd. 

En dan komt er onder de bezielende leiding van de Meesters en voor de verbijsterde ogen van de gewone mensen die toen leefden, een gigantisch bouwwerk tot stand van ruim 148 meter hoog en met bijna een kilometer grondomtrek, met maar liefst 203 rijen op elkaar gestapelde zandsteen blokken die in de oudheid nog voorzien waren van een buitenbekleding van glanzend wit gepolijst marmer dat schitterde in de zon. De Grote Piramide was klaar, een praktisch lichtbaken voor de karavaan reizigers, maar in zijn symbolische betekenis een teken van licht voor de gehele mensheid. De wetenschap van het oude Egypte, die nauw verbonden was met de religie en de kunst, heeft door de eeuwen heen meer van de diepere betekenis van dit sacrale bouwsel begrepen dan de moderne Westerse onderzoekers die in het voetspoor van Napoleon het van top tot teen, van de ingang tot de onderste en van de onderste tot de bovenste kamer, hebben opgemeten, gewogen en anderszins in kaart hebben gebracht. Eerst moest Napoleon komen. Meester Zelanus wijst in ,,De Volkeren der Aarde door Gene Zijde bezien'' op de geestelijke  noodzaak van Bonapartes veroveringsdrang en in zijn voetspoor nam hij Champollion mee die het hiërogliefenschrift zou ontcijferen voor de Westerse mens. Materialisten als zij doorgaans waren, hebben zij de hoeken opgemeten, de afstanden van punt naar punt, de diagonalen nagemeten, de granieten blokken op hun zwaarte gewogen, het volume berekend van kamers en open tombe etc. én - dat moet eerlijkheidshalve ook gezegd worden - zij hebben hun hoed afgenomen voor alle bouwtechnische aspecten - maar zij hebben het veelal afgedaan als een wat groot uitgevallen grafkamer voor de trotse koning Cheops of Khufu. 

Volgens deze wetenschappers - en de moderne boeken en reisgidsen volgen hen daarin - is het een bouwwerk door mensen bedacht en door mensen gemaakt. Na de trappenpiramide van Djoser te Sakkara, na de drie piramides van Snefroe (de eerste farao van de 4e dynastie) waaronder de knikpiramide te Meidoem, en met de andere twee die op het plateau van Gizeh staan, is de Grote Piramide volgens dit materialistische scenario er één in de rij. Er is volgens hen niets bijzonders aan. Het is wel hoog en met wat veel steen vakkundig gebouwd en het heeft - geeft men in deze kringen toe - een opmerkelijk uniek, van alle andere piramides afwijkend kamer- en gangenstelsel, dat is waar, maar so what? Een goddelijk bouwwerk? Ach kom. Als wij nu dankzij de boeken van Jozef Rulof weten dat het bouwplan van de Piramide is uitgedacht door Hogere Wezens dan beseffen wij hoever de moderne wetenschap in deze tijd nog verwijderd is van de oude verheven kennis. Dat de Grote Piramide bijvoorbeeld om geestelijke redenen een afgeplatte top heeft, dat begrijpt men niet. Het is niet aan ieder gegeven er een Goddelijk wonder, een goddelijke openbaring, in te zien. Toch zijn er onder de onderzoekers ook geleerden die verder zien dan maat en getal en ook al vermogen zij - zoals Meester Alcar zegt - niet verder te zien dan hun gevoel hun toestaat, zij zijn - afgaande op hun intuïtie - toch meer aan de weet gekomen dan de grenzen van hun vakgebied hen toestond. Onder hen zijn astronomen, ingenieurs, schrijvers van geestelijk wetenschappelijke werken en archeologen. Zoals aangehaald uit ,,Het Ontstaan van het Heelal'' werd er dus een Goddelijke boodschap van gevoel tot gevoel, van Meester naar Meester uit het aller allerhoogste doorgegeven. Deze boodschap wilde men op Aarde brengen maar daarvoor waren menselijke instrumenten nodig en die gevoeligheid, intuïtie, geleerdheid en andere begaafdheden bezaten. In die tijd, zegt Meester Alcar, leefden de grootste geleerden, de grootste genieën op Aarde, die er ooit hebben geleefd. Zij allen, al deze hogere wezens, Meesters uit de 4e tot en met de 7e sfeer, werden geboren. 

Zij moesten een Goddelijk bouwwerk maken en dat in een kosmische symboliek uitbeelden, waar de mens aan vastligt van zijn jeugd tot zijn einde op Aarde. De astronomen en andere geleerden hadden aan deze Zijde hun studie voortgezet en hadden als geestelijke wezens studiereizen gemaakt naar andere planeten, hadden de werking ervan leren kennen en droegen dit alles als hun bezit. De Meesters van de vierde kosmische graad die in verbinding stonden met die uit de vijfde, zesde en zevende bleven tijdens de bouwfase in verbinding met de aarde. Vele wonderen liggen dus aan de piramide vast. In de eerste plaats de geboorte en de komst van Christus. Daarin zou Zijn leven, maar ook het eeuwige leven en de Goddelijke afstemming worden neergelegd en bovendien zou de mensheid iets bezitten waaraan het bestaan van de Aarde vastligt. Verder vertelde ik je, deelt Meester Alcar aan André mee, dat alle gebeurtenissen van de Aarde, de gehele mensheid tot aan de laatste mens die op Aarde zal leven daaraan vast liggen. Eveneens de ontwikkeling van de Aarde, maar bovendien vertegenwoordigt de piramide het universum, al de kosmische graden en de loop van de verschillende planeten. In één woord: De schepping ligt aan de piramide vast, ook wat wij nu volgen, wat je hebt beleefd, de mens als de schepper van duisternis en licht, alles, alles ligt aan de piramide vast. De moderne wetenschap, die na de tocht van Napoleon  op gang is gekomen, is nog lang niet zo ver met haar bewijsbare ontraadseling van de Piramide. De stand van zaken in de moderne wetenschap over dit onderwerp is de volgende. Men is zich over het algemeen bewust dat de Grote Piramide gerelateerd is aan de Aarde, de Zon en de sterren. Dat staat vast. Men gaat er vanuit dat er twee eenheidsmaten zijn waarmee in ieder geval gewerkt is, dat zijn de heilige el en de piramide inch die van die el is afgeleid. De heilige el is 635,6 mm en is afgeleid van de polaire straal van de Aarde die afgerond 6356 km is. (De polaire straal is de afstand van één der polen tot aan het middelpunt der Aarde). 

Dat vooronderstelt dat de bouwmeesters wisten dat de Aarde rond is, een gegeven dat in het westen eerst in de late Middeleeuwen bekend was. De grote Piramide staat verbluffend precies met één kant naar het Noorden. Een afwijking van minder dan drie boogminuten. (Een boogminuut is 1/60 deel van één graad). Volgens de egyptologe Kate Spence moet deze exacte plaats van het Noorden bepaald zijn door middel van de ook voor moderne begrippen zeer geavanceerde methode van gelijktijdige passage van de beide sterren, te weten Mirad (halverwege het handvat van de Grote Beer gelegen) en Kochab (gelegen in de lepelholte van de Grote Beer). Zij vraagt zich daarbij af hoe of het mogelijk is dat de bouwmeesters van de Piramide zover gevorderd waren dat zij zo'n verbluffende kennis van het heelal voor een praktische toepassing konden gebruiken. Buitendien ligt de Piramide precies in het hart van de Aarde. Dat moest zo zijn, zegt Meester Alcar, omdat elke verdichting uit het midden begint. Op de Maan is dit zo geweest en ook op de Aarde was dit zo. Andere redenen die hij noemt zijn: Dat God een plaats in het midden van het universum inneemt en de Christus ook in het midden van de aarde zou worden geboren. Dan ligt er ook nog een andere verwijzing naar de Aarde in de Piramide vast. De gemiddelde hoogte van de piramide wordt geschat op 148,2 meter terwijl een zijde van het grondvlak gemiddeld 232,8 meter lang is. Alle vier zijden, die dus de omtrek van het grondvlak uitmaken, zijn samen 4 x 232,8 meter = 931,22 meter. Deelt men 932,22 door 148,2 dan is de uitkomst 6,292 oftewel in mathematische termen gesproken gelijk aan 2 maal pi, waarbij de wiskundige grootheid pi de waarde heeft van 3,146... Met andere woorden: de omtrek van het grondvlak is 2 pi keer zo groot als de hoogte, waarbij pi een constante is die in cirkels wordt gebruikt. De verhouding tussen straal en omtrek is daar ook 1 : 2pi. Ook om deze reden is er een relatie tussen Piramide en de planeet Aarde, want men heeft vastgesteld dat de lengte van straal en omtrek van de Aarde 43.200 maal zo groot is als hoogte en omtrek van de Piramide. De Piramide geeft dus de Aarde op verkleinde schaal weer. Dit getal 43.200 mag het basisgetal van de Piramide worden genoemd. 

Nu heeft men vervolgens ontdekt dat er iets mysterieus is aan dat getal 43.200. Het komt bijvoorbeeld ook in de purana's, de heilige geschriften in India voor en duidt dan een bepaald tijdperk aan..Dus het getal verwijst naar ruimte én naar tijd. Ook de priester Berosos uit Babylonië, die in 300 v. Chr. astronomische studies maakte op het eiland Kos, vermeldt dat de Babylonische astronomen rekenden met kosmische dagen. Eén minuut van één kosmische dag wordt gelijk gesteld aan 60 jaar. Eén uur ervan is dus dan 60 x 60 = 3.600 jaar. Eén kosmische dag, die volgens hun berekening uit 12 uren bestaat, is dan - zegt Berosos - gelijk aan 12 x 3.600 jaar = 43.200 jaar. En deze kosmische dag is gelijk aan de tijd die de Zon nodig heeft om rond de ,,Centrale Zon'' een gehele omwenteling te maken. Weer komen we het getal van de Piramide, dat dus naar dit kosmisch gebeuren verwijst, tegen. De grote cultuurkenner Dr. Joseph Campbell geeft aan dat het getal ook, zij het verborgen, in de bijbel voorkomt. De periode van Adams geboorte tot aan de komst van de Zondvloed bestaat - zo vermeldt Genesis - uit 1.656 jaar. Campbell rekent dan uit: 1.656 jaar zijn 86.400 weken van 7 dagen en dit getal gedeeld door 2 is 43.200. Hoe komen de Bijbelschrijvers, de Indische wetenschap, de Babylonische astronomie én de bouwmeesters van de Piramide ertoe dit getal 43.200 zo belangrijk te achten? Hun kennis duidt op een gemeenschappelijke fascinatie voor één en dezelfde bron. En die bron is de Zon. Want de Piramide heeft ook kennis omtrent ons Zonnestelsel opgeslagen. Met deze beslissende, geweldige sprong over de grenzen van het nationale thuisland heen, aldus Campbell, met deze sprong van het aardrijk naar de kosmos, lieten de bouwers van de Piramide alle beperkte denkwijzen los en gaven zij blijk van een grandioos inzicht in de wiskundige regelmaat die aan de bewegingen van de hemellichamen ten grondslag ligt. Zij brachten  zelfs de 12 sterrenstelsels van de Dierenriem in kaart. Het is namelijk zo - we zijn nu even kosmisch bezig - dat het lentepunt van de Zon door middel van een verschijnsel dat wel ,,precessie'' wordt genoemd en dat samenhangt met de schommelingen van de Noordpool, in terugwaartse richting verschuift. In 72 jaar verschuift de Zon precies 1 graad in tegengestelde richting. Dat is dus bij 30 graden, de boogwijdte van één dierenriemteken (want 30 graden is 1/12 van 360 graden) gelijk aan 30 x 72 = 2.160 jaar. Het houdt dus - om een lang verhaal kort te maken - onder anderen in dat de Zon ten tijde van het Oude Egypte en van Mozes de beide dierenriemtekens Stier en Ram is doorlopen. En nu blijkt dat vanaf het begin van het Stiertijdperk tot aan de komst van de Christus de Zon dus exact 2 x 2.160 jaar is 4.320 jaar onderweg is geweest. 

Vermenigvuldigen we dit getal met 10 dan komen we weer bij het basisgetal van de Piramide uit. Met andere woorden de Piramide is niet alleen dankzij zijn afmetingen met de Aarde verbonden maar ook met de Grote Omlooptijd van de Zon. En nu rijst bij de egyptoloog van tegenwoordig de vraag: Hoe konden zij die dit bouwwerk hebben gemaakt dit hebben geweten? Daarbij komt nog dat de optimale hoogte van de Piramide  deze Piramide als de genoemde overeenkomst met straal en omtrek van de Aarde, precessiecyclus, de afstand Aarde tot de Zon, het aantal dagen in een jaar, het komt allemaal in de Piramide voor. Zij staan met opperste verbazing voor een grens en hun standpunt kan wellicht het beste worden weergegeven met de woorden van één van hen: ,,Wij staan hier'', zegt hij, ,,voor zoiets dat zozeer afwijkt van iets dat wij normaal vinden, dat aanvaarding ervan moeilijk zo niet onmogelijk lijkt.'' Ja dat moge zo zijn maar men zou het nauwe kader van onderzoek kunnen verbreden met dat van de geestelijke wetenschap temeer omdat het object van onderzoek geen paleis van een farao noch een graf van een arbeider maar het meest sacrale bouwwerk is dat Egypte, dat de wereld ooit heeft gekend. Men zou dus niet op grond van materiële maar op basis van geestelijke overwegingen bijvoorbeeld dienen in te schatten waarom de top van de Piramide ontbreekt, Meester Alcar geeft er deze, indrukwekkende verklaring voor: ,,De top van de Piramide is de zevende kosmische graad, dus de allerlaatste stoffelijke afstemming, die de mens kan bereiken. Wij weten dat daarna het AL, dus God komt, maar wij weten ook dat geen geest hoe hoog hij ook gekomen is, God in Zijn algehele toestand kan verklaren (...) Daarom kan men de Piramide niet afmaken, want dan zou men God in wezen moeten kennen en God is niet in steen noch in geschriften of in kunst vast te leggen.'' 

Onder de moderne wetenschappers zijn er die op zoek zijn naar een sluitend verhaal over de symboliek in de Grote Piramide, er zijn er ook die alleen de materie zien en deze zo nauwkeurig mogelijk opmeten, wegen en in kaart brengen. Evenwel de geheimen van de symboliek die in steen zijn verankerd en die heen wijzen naar de geestelijke bron van hoogbegaafde intelligenties, naar vergevorderde wijsheid, zijn voor de moderne wetenschappers nog met veel sluiers omgeven. Een geleerde, zegt Meester Alcar, die van een kosmisch leven niets afweet, geen wedergeboorte kan aanvaarden, zal nooit de diepte van dit bouwwerk, van dit Godsgeschenk, kunnen peilen... Wij allen zegt hij vervolgens, moeten Christus volgen en alleen door Hem kunnen wij het AL dat men de Koningskamer noemt bereiken. Wij gaan steeds hoger en hoger en dit ligt in de Piramide vast (...) want er is één weg die door dit stenen gebouw omhoog gaat en dat is de ,,Weg die onze hoogste Meester ons wijst en die wij allen hebben te volgen. Dit gebouw is goed en kwaad, licht en duisternis zoals de mens in zijn leven is.'' Het vermoeden is nu overigens wel bij de moderne egyptologen opgekomen dat de Piramide geen grafmonument is voor farao Cheops, en de Koningskamer dus geen grafkamer is. Op grond van steeds meer feiten die thans bekend worden - dankzij opgravingen en ontcijferingen van de hiërogliefen - is men steeds meer geneigd in de Koningskamer een inwijdingskamer te zien die gelijkenis vertoont met die waarin de oude Egyptische priesters hun inwijdingen hielden. Dat brengt ons bij de oude Egyptenaren zelf. Hoe hebben  zij - de priesters, de mathematici, de astronomen uit de tijd van het Oude Rijk - naar dit bouwwerk opgezien en wat hebben zij ervan begrepen? Dat de Piramide zoveel wijsheden bevat als Meester Alcar ons in zijn boek ,,Het Ontstaan van het Heelal'' meedeelt zullen lang niet alle priesters in z'n algemeenheid begrepen hebben. Met betrekking tot deze Piramide zijn er zaken die het menselijk bevattingsvermogen te boven gaan.

Echter deze priesters en hogepriesters zijn zeker niet stil blijven staan bij optellen en vermenigvuldigen, opmeten en wegen. De belangrijke boodschap van de herrijzenis van individu en mensheid konden zij plaatsen in hun eigen religie, die van Osiris, de God van de wedergeboorte. In de locatie van de Piramide, op de westoever van de Nijl, dat wil zeggen aan de kant van de zonsondergang, dus aan de kant van het sterven van Re, de zonnegod, konden zij afleiden dat het om een bouwsel ging dat met de dood van doen had. Uit de inwijdingen van de Isis priesters konden deze Egyptische wetenschappers concluderen dat de Piramide, met dood en leven aan Gene Zijde te maken had, en zij wisten dat het interieur verwantschap had met de inwijdingen die in het Boek van de Dood, een heilig boek over dood en leven, dat door de God Thoth geschreven zou zijn. Hier lagen op hoogtijdagen de ,,Gevleugelden'' in de open tombe van de Koningskamer gedurende drie dagen en drie nachten en verbleven dan tussen leven en dood. Dat weten wij nu onder meer dankzij het boek ,,Tussen Leven en Dood'' van Jozef Rulof. In dit levensverhaal van Venry treedt deze groot gevleugelde immers meerdere keren uit zijn lichaam en is dan in staat astraal te reizen waarheen hij wil. Een selecte groep van (witte) priester  geleerden uit verschillende perioden van het Oude Egypte stonden - dat staat vast - in contact met hoog afgestemde zielen aan Gene Zijde: Dus Gene Zijde was voor deze priesters een heilige realiteit. En met die intentie,  met dat heldere weten, hebben zij ook naar de Grote Piramide op gezien. Die stond voor hen op een bijzondere wijze - als een heilige tempel - in verbinding met het grensverkeer - als ik dat zo modernistisch zeggen mag - tussen ,,boven'' en ,,beneden'' en daarmee tussen onze wereld en Gene Zijde, tussen dood en leven, tussen Aarde en Hemel. Dát in te zien, was gemeten naar onze ratio al heel wat.

Zover zijn de meesten van onze geleerden, zoals ik reeds opmerkte, nog niet. Dat de Piramide een bouwwerk is met een Goddelijke zending is een wijsheid die de Egyptische priesters waarschijnlijk niet hebben geweten maar wellicht wel hebben vermoed. Hun astronomen zagen in de sterrenstelsels Sirius en Orion de aankondigers van de levenbrengende overstroming van de Nijl. Want vlak voordat de Nijl over de oevers kwam, zagen zij aan de horizon, vlak voordat de zon opkwam, eerst Orion en wat later Sirius verschijnen. Als het water van de Nijl weer zakte, verdwenen de genoemde sterren om weer vlak voor een volgende overstroming terug te komen. Zij kondigden dus in de optiek van de Egyptenaren de zegenrijke overstroming van de Nijl aan. Deze sterren hadden dus volgens hun inschatting met de herrijzenis van het leven in Egypte van doen want dit leven was volkomen afhankelijk van de vruchtbare zending van de Nijl. En zij wisten dat de drie piramiden van Gizeh langs de Nijl geplaatst waren volgens het hemelse patroon van de gordel van Orion en de Melkweg. Dus de Piramide verwees astronomisch gezien naar Orion maar, daar een van de schachten uit de Koninginnekamer naar Sirius wees, dus ook naar het sterrenstelsel Sirius. Orion werd vereenzelvigd met Osirus, Sirius met Isis, de moeder. Weer werd - maar nu via de astronomische invalshoek - de Piramide in hun weten verbonden met de kosmische Goden van geboorte, dood en herrijzenis. Er bestaat geen twijfel over het feit dat de ingewijden onder hen dit hebben geweten. En uit het boek ,,Tussen Leven en Dood'' alsmede uit diverse mededelingen van Meester Zelanus in de drie delen van de 57 Lezingen blijkt wel dat zij inderdaad op het gebied van de geestelijke wetenschap al heel ver waren. Dankzij de onthullingen van de Meesters Alcar en Zelanus weten wij nu weten wij nu ook dat er zich onder de Grote Piramide nog een bouwwerk bevindt. Er liggen daar, zeggen zij, vele kamers en gangen die met elkaar in verbinding staan en waar elke steen zijn betekenis heeft. Maar er is nog meer, André  zegt Meester Alcar, onder de piramide ligt een tweede bouwwerk. Daarvan weet men echter niets af. De moderne wetenschap heeft hierover haar vermoedens en dankzij uitlatingen van de slapende Amerikaanse profeet Edgar Cayce, die ook op het bestaan ervan gewezen heeft, is men recentelijk gaan boren. 

Uit de boorresultaten en uit seismografisch onderzoek is het vermoeden bij een minderheid tot zekerheid geworden. De Egyptische autoriteiten staan evenwel verder onderzoek niet langer toe. De tijd om deze wereldschokkende stap te zetten zal er wel nog niet rijp voor zijn. Er blijven vanzelfsprekend nog vele vragen over. Bijvoorbeeld hoe of de komst van de Christus in de architectuur is uitgedrukt, hoe of de gang van de mensheid in steen is verankerd, op welke wijze wereldoorlogen zijn vastgelegd, in hoeverre de vijfentwintig hoge intelligenties die de Piramide hebben gemaakt, hun kennis hebben medegedeeld aan anderen enz. enz. Zomede vragen als: Hoe is de relatie tussen Piramide en Bijbel, en tussen Sfinx en Piramide? Misschien dat ik daar bij een andere gelegenheid op in mag gaan. Blijven we bij de beantwoording ervan evenwel in gedachten houden dat wij - waar het een bouwwerk betreft met zo'n overweldigende boodschap aan de gehele mensheid - slechts een deel van de waarheid aan het licht zullen kunnen brengen en dan ook nog met Gods hulp. Er wordt immers wel gezegd dat de beste dingen niet gezegd kunnen worden en de op één na, beste vaak verkeerd wordt begrepen. En dat zal de eerste komende decennia ook met het interpreteren van de Piramide wel het geval zijn, want de wetenschap die studie maakt van deze Piramide zal geen opmerkelijke vorderingen kunnen maken als zij alleen materieel blijft denken. Voor wat dit artikel en onze wonderbaarlijke reis door de geheimen van de Piramide betreft moge ik besluiten met de stand van zaken rond de Piramide van dit ogenblik met diep respect door de grote Meester Alcar te laten verwoorden: ,,In jouw tijd zegt Meester Alcar tegen André,'' heeft men de diepte van de Piramide ontdekt en telkens zullen er mensen worden geboren, die haar ontsluieren. Iedere eeuw heeft haar eigen betekenis. In iedere eeuw leven er wezens op Aarde, die dieper in dit kosmische raadsel zullen binnendringen. Ook dat ligt vast. 

Op tijd zullen al deze mensen worden geboren. Volgens de bijbel kan men de Piramide ontsluieren, maar ook in de bijbel zijn diepe waarheden en werkelijkheden vervalst omdat de natuur en de kosmische betekenis niet zijn begrepen. Iedere geleerde dus, die hiervan zijn studie maakt, kan en zal niet verder en dieper kunnen gaan dan hij zelf aan gevoel bezit Wanneer zij straks een eeuwig en kosmisch voortleven aanvaarden - je voelt het zeker reeds - is de geleerde veel en veel verder, gaat hij dieper en dieper om dit Goddelijk raadsel te ontsluieren dan zij die zich op dit ogenblik daarmee bezighouden.
G. R
.


counter free
Google Analytics Alternative